Met deze opdrachten kunt u laageffecten definiëren, zoals slagschaduw- of gloedeffecten. Effectlagen negeren alle andere opdrachten.
Hiermee geeft u de overvloeimodus voor lagen op. |
|
Hiermee geeft u de hoofdkleur en dekking van het effect op. |
|
Hiermee start u het segment van de effectlaag en geeft u de z-volgorde op. |
|
Hiermee geeft u op hoe het laagmasker (alfakanaal) van het bovenliggende element moet worden gebruikt. |
|
Het effect wordt verzacht. |
|
Hiermee vergroot of verkleint u het laageffect. |
|
Hiermee voegt u ruis toe aan het effect. |
|
Hiermee verlaagt u de laagdekking. |
|
Plaatst de effectlaag ten opzichte van de bovenliggende laag. |